vrijdag 22 mei 2009

De Drie Proeven

Er was eens, in een land heel ver hier vandaan, een meisje dat Mieke heette. Ze was heel vrijgevochten en zelfstandig, en trok van stad naar stad op zoek naar werk. Ze noemde zichzelf ‘kinderdokter’ maar eigenlijk was ze een doodgewoon meisje dat op kinderen wilde passen. Iedereen die een kindje had dat stout was, kwam bij haar terecht, en als je eens naar de film of het theater wilde gaan zonder de kinderen, dan kwam zij even langs om te ruwe stem had, keelpijn of stotterde kon bij haar terecht, en eerlijk gezegd deed ze haar werk heel goed. Maar jammergenoeg was er in het koude Gendland weinig vraag naar spraakmakers, en vaak leed ze honger en dorst. In het verre Grimrotsen, waar ze geboren was, woonden haar ouders, maar haar trots en feminisme hielden haar tegen om terug te keren naar het door mannen gedomineerde Brabont, de provincie waar Grimrotsen zich bevond.

Omdat ze zo arm was moest ze gaan jagen, en hoe erg ze het ook vond om dieren te doden, ze moest nu en dan op stroopjacht gaan. Op een zekere dag kwam ze in een behekst bos waar alleen de dappersten durfden stropen. Na een uurtje rondgelopen te hebben zag ze plots een eland dat helemaal alleen op een open plek in het bos stond. Langzaam nam Mieke haar pijl en boog, en legde aan voor het fatale schot. Maar plots begon de eland tot haar te spreken. ‘Mieke, dood me niet ! Ik ben in een strop gelopen en kan niet verder. Bevrijd me en ik zal je belonen.
‘Hoe ken je mijn naam’, vroeg Mieke verbaasd.
‘Ik heet Blixem en ik ken alle goede mensen op de hele wereld’.

Mieke maakte de strop los en de eland liep weg terwijl hij riep ‘als je me nodig hebt, roep dan mijn naam’. Mieke trok verder in het bos en vond plots een riviertje in het midden van het woud. Ze knielde om haar dorst met het bronwater te lessen en zag langs de kant een vis liggen die aan het spartelen was. Mieke had enorme honger en wilde de vis al villen, maar de vis riep ‘Mieke, eet me niet op ! Gooi me terug in het water en ik zal je belonen.
‘Ken jij m’n naam ook al ?’ vroeg ze ongelovig
‘Ik ben Vixen en ik ken alle mooie mensen op de hele wereld’.

Mieke gooide de vis in het water en de vis riep terwijl ze wegzwom ‘als je me nodig hebt, roep dan mijn naam’. Mieke kreeg nu wel heel erg honger en trok nog verder het bos in. In het midden van het bos vond ze een boom met vreemde rode vruchten, en at zoveel tot ze voldaan in slaap viel. De vruchten waren blijkbaar giftig, want ze begon te dromen dat honderduizenden insekten haar wilden opeten. Toen ze zwetend wakker werd zag ze naast haar een kleine rode mier liggen, gevangen onder een eiketakje.
‘Help me Mieke, help me. Ik lig hier al een hele dag en ik kan niet meer’. ‘Als je me helpt zal ik je belonen’.
‘Maar jij kent mijn naam ook al ?’ fluisterde Mieke.
‘Ik heet Mixem en ken alle lieve mensen van de hele wereld.’
Mieke nam de mier voorzichtig vast met duim en wijsvinger en draaide hem op zijn buik.
‘Dank je lieve Mieke, als je me nodig hebt moet je gewoon mijn naam roepen’.

Op een dag hoorde ze dat er een stamhoofd was in het naburige Santaclaus die een zware aanval van rokershoest had gekregen, en ze aarzelde geen ogenblik. Op haar zwarte hengst reed ze door de Toendra naar het dorp van koning Karel en bood hem haar diensten aan. Na een intensieve behandeling met wonderolie en groepstherapie genas de koning en hij stelde haar aan als hofdokter. Mieke had het naar haar zin en ze had haar handen vol met nieuwe patiënten o.a. een volledig mannenkoor dat vaak met schorre kelen te kampen had.
Toch miste Mieke iets in haar leven : een man die haar zelfstandigheid zou respecteren. Alle mannen die ze tot dan ontmoet had waren lompe bullebakken geweest die haar het liefst in de keuken zouden vastketenen. Maar Mieke liet zich niet zomaar schaken, en menige macho had de ijzeren knie van Mieke al in zijn kruis gevoeld.

Op een dag, ongeveer twee maanden nadat ze door koning Karel in dienst werd genomen, ontmoette ze Karels zoon, Prins Erwin aan de oever van de rivier. Prins Erwin was een mooie, lange, blonde Prins die gedichten schreef en uren naar de zon kon kijken. Mieke was op slag verliefd en besloot Erwin te verleiden. Ze vroeg hem of hij hier vaak kwam, hoe laat het was, of zij hem vorige week niet op een feestje had gezien en of zijn haar altijd zo mooi vooroverviel. Nog geen minuut later lagen ze beiden in het hooi en vroeg zij zijn hand. ‘Dat gaat niet Mieke, in ons dorp is het de gewoonte dat de jongen dat vraagt’. ‘Nee’, zei Mieke, ‘aan zo’n machogedrag doe ik niet mee. Ik ga nu naar de koning en vraag je ten huwelijk’. Zo gezegd, zo gedaan en samen trokken ze naar de koning.

Koning Karel keek ernstig door zijn bril en schudde zijn hoofd. ‘Het spijt me Mieke, maar de grondwet is duidelijk. Vrouwen mogen geen huwelijksaanzoeken doen’. Tenzij.....
‘Tenzij je drie moeilijke proeven kan doorstaan’.
‘Ok, ik wil het proberen ‘sprak onze dappere heldin.
‘Ik wil je wel waarschuwen dat, als je faalt, je je vrijheid verlies en mijn slavin wordt’.
Mieke slikte even maar antwoordde vastberaden ‘geen probleem hoogheid, ik zal slagen’.

‘Breng mijn ijzeren laarzen’ beval de koning en zijn dienaren sleepten twee zware gietijzeren laarzen over de grond, elk met een gewicht van minstens 20 kg. ‘Mieke, jij moet voor de zon opgaat deze twee laarzen helemaal versleten hebben. Begin maar te lopen’. Mieke deed de loodzware schoenen aan maar had al moeite om te bewegen, laat staan dat ze in staat was 1000 km te lopen op 8 uur tijd. Ze trok met de laarzen op haar rug naar het bos en riep Blixem. De eland sprong uit het struikgewas en vroeg hoe hij haar kon helpen.
‘Ik moet deze twee laarzen verslijten tegen zonsopgang en ik kan het onmogelijk alleen’.
Blixem zei niets maar stapte met zijn voorpoten in de laarzen en begon als een gek door het bos te lopen. Toen hij bij zonsopgang terugkwam bleven alleen nog maar de schachten over, de rest was afgesleten. Mieke gaf Blixem een zoen op zijn snuit en haastte zich naar Koning Karel.

Koning Karel kon zijn ogen niet geloven toen hij de restjes van zijn ijzeren laarzen zag en beval dadelijk dat 13 zakken rijst uitgestrooid moesten worden over de marktplaats. ‘Mieke, je krijgt tot zonsopgang de tijd om alle korreltjes rijst in de zakken terug te leggen. Veel succes’.
Mieke keek wanhopig naar de miljoenen korreltjes die overal op het plein uitgestrooid waren en zuchtte. ‘oh was Mixem hier maar !’ Plots kroop uit het struikgewas de mier die ze gered had en ze legde hem haar probleem uit. Als bij toverslag verschenen er duizenden mieren uit de grond die naarstig aan het werk gingen om alle korreltjes te verzamelen.

En toen Koning Karel bij zonsopgang op het plein verscheen stonden de 13 zakken netjes naast elkaar, tot aan de rand gevuld met witte zilverrijst.
‘Ongelooflijk Mieke, maar nu moet je de laatste en moeilijkste opdracht vervullen. Slaag en je krijgt mijn zoon, faal en je wordt mijn slavin’.
‘Zeg maar wat ik moet doen, Koning’.
‘20 jaar geleden heeft mijn vrouw, Koningin Bertha, een ringetje met een smaragd verloren in de Mamoetrivier. Vind het ringetje terug voor zonsopgang of je wordt voor altijd mijn eigendom’.
Mieke liep naar de rivier en riep haar vriendje Vixen. ‘Wat kan ik voor je doen Mieke ?’
‘Ik moet voor zonsopgang een ring vinden die ergens op de rivierbodem ligt.’
‘Geen probleem, ik roep mijn familie en we gaan dadelijk op zoek’.
En net voor zonsopgang kwam Vixen naar de oever gezwommen met in zijn bek een klein gouden ringetje met een groene smaragd. Mieke liep snel naar Koning Karel en overhandigde hem het kleinood. Nu stond niets het huwelijk tussen Mieke en Erwin in de weg en ze leefden nog lang en gelukkig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten